Zondag 27 september. Art heeft een onrustige nacht achter de
rug, en slaapt uit. Lang ook. Helemaal niet des Arts. Het is ruim tien uur voor
hij – even vrolijk als altijd – beneden komt.
We vieren ’s middags een feestje met familie. Art speelt lekker met de andere kinderen, maar ik zie zijn donkere walletjes. Eind van de dag komt hij bij mij op schoot hangen, hij slaapt bijna.
We vieren ’s middags een feestje met familie. Art speelt lekker met de andere kinderen, maar ik zie zijn donkere walletjes. Eind van de dag komt hij bij mij op schoot hangen, hij slaapt bijna.
Als de visite weg is, merk ik pas echt hoe moe hij is. Wanneer we hem naar bed brengen,
vallen zijn ogen dicht terwijl hij zijn pyjama aan krijgt. Toch wil hij nog een
verhaaltje.
Als ik zelf naar bed ga en zijn kamertje binnenloop om zijn nachtlampje uit te doen, zie ik dat Arts ogen wijd open staan. Hij staart in de verte. Zijn lichaampje maakt spastische trekjes. Ik probeer contact met Art te maken maar dat lukt niet echt. Op de vraag of hij mij hoort, komt diep uit zijn keel een zacht geluid.
Dan opeens een verbaasde maar gelukzalige glimlach – hee, ben jij ook hier? Zijn lichaam maakt nog steeds schokjes.
Ik roep mijn vriend. Hij krijgt dezelfde glimlach. Arts ogen kijken dwars door ons heen.
Beneden begint de hond te blaffen. Art komt terug. Ik zeg hem dat hij zich maar moet omdraaien en lekker verder slapen. Gelukkig doet hij dat.
Ik slaap deze nacht niet. Ik hou hem goed in de gaten. En denk maar één ding: dit is het begin van het einde.
De volgende ochtend lijkt het er niet op dat Art zich ook maar iets herinnert van wat er is gebeurd. Ik zeg hem dat hij een dagje thuis mag blijven om bij te komen van het weekend. Maar Art wil per se naar school: ‘Ah joh, stel je niet zo aan.’ Even stoer als altijd.
Als ik zelf naar bed ga en zijn kamertje binnenloop om zijn nachtlampje uit te doen, zie ik dat Arts ogen wijd open staan. Hij staart in de verte. Zijn lichaampje maakt spastische trekjes. Ik probeer contact met Art te maken maar dat lukt niet echt. Op de vraag of hij mij hoort, komt diep uit zijn keel een zacht geluid.
Dan opeens een verbaasde maar gelukzalige glimlach – hee, ben jij ook hier? Zijn lichaam maakt nog steeds schokjes.
Ik roep mijn vriend. Hij krijgt dezelfde glimlach. Arts ogen kijken dwars door ons heen.
Beneden begint de hond te blaffen. Art komt terug. Ik zeg hem dat hij zich maar moet omdraaien en lekker verder slapen. Gelukkig doet hij dat.
Ik slaap deze nacht niet. Ik hou hem goed in de gaten. En denk maar één ding: dit is het begin van het einde.
De volgende ochtend lijkt het er niet op dat Art zich ook maar iets herinnert van wat er is gebeurd. Ik zeg hem dat hij een dagje thuis mag blijven om bij te komen van het weekend. Maar Art wil per se naar school: ‘Ah joh, stel je niet zo aan.’ Even stoer als altijd.