maandag 24 januari 2011

Dinsdagochtend

Dinsdagochtend, alle tijd voor mezelf. Zoonlief B. is op de peuterspeelzaal en zoonlief A. ligt zijn ochtenddutje uit te slapen.
Hè, is het nu al elf uur? Tijd om B. op te halen. Dus: A. wakker maken en uit bed, nog chagrijnig, snel een banaan naar binnen, schoentjes aan en op de fiets. Regenhoes over het zitje – ja, A. dat moet want het regent. Net op tijd bij de kindjes, waar ouders en vooral grootouders al binnen zijn.
Even met de juf praten over hoe het vandaag ging – hee B., blijf eens van je broertje af. We gaan zo. Niet in je neus peuteren. Trek je jas alvast maar aan.
Tien voor half twaalf: B. heeft eindelijk een jas om zijn schouders. We lopen naar buiten en ik zet A. op de fiets. Het regent harder. Wantjes aan, regenhoes over het zitje – neehee, dat ding mag je er niet af gooien. Kom op, B. jij ook op de fiets. Laat die wanten maar zitten. Regencape aan – ja, dat moet echt, het regent te hard.
We fietsen snel weg. Dat meen je niet, B., moet je nu al plassen? Waarom heb je dat net niet gezegd, toen we nog binnen waren? Ik fiets zo snel ik kan naar huis.
Half twaalf: de regen houdt op zodra we met de fiets onder de carport staan. Ik til een doorweekte en huilende B. van de fiets. A. merkt dat huilen helpt, dus ook hij zet het op een schreeuwen. Met een druipende jas haal ik de voordeur van het slot en zet ik twee huilende jongetjes in de hal. Wie help ik al eerste uit zijn of haar natte goed: mezelf, B. of A.? Snel B., broek naar beneden en naar de wc. Te laat, ook van onderen is alles nat. Trek je broek maar uit, ik zal een schone pakken. Waar is A. nu eigenlijk?
Een vijftien maanden oude dreumes klimt trots – want helemaal alleen! – de trap op – gisteren van papa geleerd.
Help! Kunnen we deze dag even opnieuw beginnen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten